Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer – bijna – aan! Tijd om de voorbereidingen te starten, en hier op Een lepeltje lekkers doe ik dat de komende vijf weken elke zondag, op “Sint-ful Sunday”.
Ik herinner mij nog goed het opgewonden ongeduld als kind, in aanloop naar Het Feest. Weken op voorhand zat ik speelgoedfolders te doorbladeren, knipte ik alles uit dat ik in mijn schoentje wou vinden en plakte ik het op een briefje richting de goedheilige man. En dan kon het hopen en dromen beginnen! Meestal lag er dan toch wat anders, en in elk geval véél minder in mijn schoen, maar dat kon de pret niet bederven. De rondgestrooide nicnacjes, de her en der verstopte chocoladen figuurtjes, de mandarijntjes… Het was sowieso een Feest met de grote F.
Nu ik zelf voor Sint mag spelen, vind ik Sinterklaas nog altijd even leuk. De avond voordien – bij het verstoppen van de mandarijntjes, het uitstallen van de cadeautjes en het vullen van de schoentjes – voel ik nog altijd een beetje dezelfde verwachtingen, hetzelfde ongeduld als mijn vijfjarige ik…
Wat ik vroeger bij mijn oma wel altijd in mijn schoentje vond, waren van die “lieve vrouwkes”. Het fascineerde mij wát dit eigenlijk was, en hoe je dat moest maken, dat ik aan de slag ging met het recept van Joost Arijs.
Nu is er onder mijn collega’s, bij het voorproeven, een discussie losgebarsten over wat nu precies guimauves zijn: lieve vrouwkes, of nonnebillen, meetjesvlees, spekken, … Laat ik de discussie voor eens en voor altijd de kop indrukken: dat is allemaal één pot nat, en voor klachten moet je bij Joost Arijs zijn.
Laat je niet afschrikken door je herinneringen aan de “nonnenbillen”: deze zelfgemaakte lekkernijen zijn niet te vergelijken met wat je in de supermarkt vindt. Smeuïger, zachter en – ook al bestaan ze voor 95% uit suiker – minder zoet. In de lieve vrouwkes van weleer zat denk ik ook een scheutje oranjebloesemwater, maar dat heb ik hier niet gebruikt, om de vanille helemaal tot zijn recht te laten komen.
Moeilijk is dit recept niet, maar je hebt wel een suikerthermometer, invertsuiker én een stevige portie geduld nodig. De eerste vind je in elke kookwinkel, de tweede heb ik bij het Bakkershuis gehaald, en de derde heb ik – ook met twee kleine kinderen in huis – nog altijd niet helemaal gevonden. De marshmallow-massa is echt een plakkerige boel, het vergt dus geduld én doorzettingsvermogen om het geheel uit te spreiden op de bakplaat…
De roze variant staat trouwens ook in het boek, maar daar heb ik mij voorlopig nog niet aan gewaagd. Misschien een ideetje voor een volgend snoepproject?
Wat heb je nodig?
bloemsuiker
12 g gelatine in blaadjes
125 g invertsuiker
zaadjes van 1 vanillestok
90 g invertsuiker
280 g kristalsuiker
100 g water
Hoe ga je tewerk?
- Bekleed een bakplaat met bakpapier en bestuif met bloemsuiker.
- Week de gelatineblaadjes in koud water.
- Doe het eerste deel invertsuiker (125 g) samen met de vanillezaadjes in de kom van je mixer.
Nu kan je beginnen met het echte werk!
Doe het tweede deel invertsuiker (90 g) samen met de kristalsuiker en het water in een steelpannetje.
Breng aan de kook en blijf verwarmen tot 114 °C. (Tot 100 °C gaat dit vrij snel. Nadien heb je wat geduld nodig en gaat de temperatuur tergend traag omhoog. Het gehele proces – tot 114 °C – duurt toch een dikke 10 minuten).
Eens de temperatuur bereikt is, neem je het pannetje van het vuur, zet je de keukenrobot aan, en giet je de gesmolten suiker langzaam bij de koude suiker (opletten voor spatten!).
Voeg er ook de uitgeknepen gelatineblaadjes aan toe.
Klop tot het mengsel koud is en eruit ziet als een eetbare wolk.
Stort de “wolk” uit op de bakplaat. Probeer dit meteen zo gelijkmatig mogelijk te doen.
Strijk een beetje plat met een paletmes, gespoeld in heet water.
Bestrooi de guimauvemassa met een tweede, royale laag bloemsuiker en dek af met een bakpapier.
Laat een nacht rusten.
Spoel een mes met een beetje heet water.
Snijd hiermee de guimauves in vierkantjes.
Wentel ze nogmaals door de bloemsuiker.
Roep de sint om de schoentjes te vullen met deze heerlijke guimauves.
0 reacties